-
1 layer
n. laag; grondsteen; laag van stenen; leghoen (kip); goede aftakking (tuinieren); neergelegd; naam--------v. een laag vormen, een laag van takken makenlayer1[ leeə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 laag♦voorbeelden:————————layer2II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 in lagen splitsen ⇒ gelaagd maken, in lagen aanbrengen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский